RV Scaldis nieuws

Goese Kapers

Goese Kapers

Goese kapers

 

Door Frank de Klerk

 

Zoals overal elders in de Nederlandse gewesten veroorzaakte ook in Goes de dood van hertog Karel de Stoute (1477) een grote schok. Zijn onervaren dochter Maria van Bourgondië kreeg het bewind in handen. Zij en haar kersverse echtgenoot Maximiliaan van Habsburg hadden hun handen vol aan het onderdrukken van rellen in sommige steden. De tijd van de Hoekse en Kabeljauwse twisten leek teruggekeerd. In een sneltreinvaart ging Maximiliaan met hoge edelen en de bisschop van Metz de steden langs om zich als nieuwe landsheer (eigenlijk was hij voogd over zijn vrouw) te laten huldigen. Op 21 maart 1478 kwam het gezelschap per schip uit Middelburg naar Goes voor deze plechtigheid. Omdat de tijd van Maria’s echtgenoot beperkt was kwam hij niet verder dan het havenhoofd. Op de dijk van de Goese Polder zwoer een van de Goese burgemeesters, Maarten Oortszoon, hem trouw namens het stadsbestuur. En weg was de hertog. Op de terugweg naar Middelburg vond een vermakelijk incident plaats ter hoogte van Hongersdijk op het eiland Wolphaartsdijk. Een inwoner van dit naderhand verdronken dorp jouwde het deftige gezelschap vanaf de dijk uit, en toonde zijn ontblote achterwerk.

 

Het lijkt wel alsof in deze woelige tijd de Goesenaars meer dan anders ondernemend en oorlogszuchtig zijn. Maria van Bourgondië moest zich verweren tegen de Franse koning, die begonnen was aan een inval in Vlaanderen. Ze smeekte aan haar gewesten om zoveel mogelijk schepen uit te rusten voor haar verdediging. Deze smeekbede was in Goes en de stad Reimerswaal niet tot dovemansoren gericht: gezamenlijk rustten de twee Bevelandse steden het oorlogsschip de Marye Grasse uit. De bevelhebbers zwoeren dat ze de vijand (lees: de Franse koning) zoveel mogelijk schade zouden berokkenen “also moet u God helpen ende alle heiligen.” Zo gingen Goes en Reimerswaal dus ter kaapvaart. Over de activiteiten van het schip is verder helaas niets bekend. Jammer genoeg liepen de Goesenaren zichzelf voorbij in hun ijver om aan de oproep van Maria van Bourgondië te voldoen. In Arnemuiden, dat in die tijd een knooppunt van internationale handelsbetrekkingen was, lagen enkele schepen uit Bretagne. Dit gebied was toen een zelfstandige staat, onafhankelijk van Frankrijk. Een ongeorganiseerde meute van zo’n vijftig Goesenaars, waaronder enkele vrouwen, trok naar Arnemuiden en nam twee Bretonse schepen mee naar Goes. Kort daarop kwam uit Middelburg de vraag, waar ze in Goes in godsnaam mee bezig waren? Wist men hier niet van het bestaan van een onafhankelijk Bretagne? De schepen werden in een mum van tijd weer vrijgegeven, inclusief de lading die uit vaten wijn bestond. De Bretonnen waren echter een koppig volk. Meer dan twintig jaar lang achtervolgden ze Goes met schadeclaims. Pas bij de inhuldiging van weer een nieuwe landsheer, Filips de Schone in 1501, kon een punt achter de zaak gezet worden. Zo werd het bezoek van deze landsheer aan Goes een echt feest. De hele stad was versierd met groene takken en strooisel op de grond. Het stadsbestuur, de schutterijen en de gilden gingen de vorst een eindweegs tegemoet aan de haven. De kaapvaart werd door Goes daarna overgelaten aan echte zeerovers.